1999, februari

Wachtkamermiddelen

(Wettelijk kader: Ziekenfondswet)

In 1998 heeft de Ziekenfondsraad op verzoek van de minister 36 nieuwe geneesmiddelen beoordeeld, die sinds 1993 volgens de geldende criteria niet konden worden opgenomen op bijlage 1a of 1b van het GVS. In augustus 1998 werd het laatste deeladvies uitgebracht. De middelen werden beoordeeld op therapeutische waarde en op hun consequenties voor de kosten voor de farmaceutische hulp. Zes middelen werden niet beoordeeld, omdat deze door de fabrikant werden teruggetrokken. Voor acht middelen werd een negatief advies uitgebracht. Voor de overige middelen werd geadviseerd deze op te nemen in het GVS. De minister heeft besloten, conform het advies van de Ziekenfondsraad, deze middelen met ingang van 1 februari 1999 in het pakket op te nemen.

Beoogd effect: verbreding van de medicamenteuze behandelingsmogelijkheden; meerkosten voor farmaceutische hulp worden door het GIP voor het eerste jaar van opname geraamd op circa € 15 miljoen.

Feitelijk effect: niet geëvalueerd.

1999, februari

Herijking GVS-vergoedingslimieten

(Wettelijk kader: Ziekenfondswet)

De vergoedingslimieten bestaan sinds de invoering van het GVS in 1991. Als reactie op de veranderingen in de samenstelling van het geneesmiddelenpakket en het prijspeil van de geneesmiddelen zijn de vergoedingslimieten geactualiseerd. Gebleken is dat in de meeste gevallen de fabrikanten hun prijzen nog diezelfde maand dan wel in maart van dat jaar alsnog hebben aangepast aan de nieuwe vergoedingslimieten en er dus geen of geen hogere bijbetalingen ten laste van de verzekerde zijn ontstaan. Waar prijzen niet zijn aangepast, zal ongewijzigd voorschrijfbeleid door huisartsen wel kunnen leiden tot hogere bijbetaling door de verzekerde.

Beoogd effect: actualisatie van de vergoedingslimieten naar huidige prijsniveau.

Feitelijk effect: opbrengst werd door het GIP indertijd geraamd op € 59 miljoen in 1999.

1999, maart

Onderzoek naar kortingen en bonussen bij apotheekhoudenden

(Wettelijk kader: niet van toepassing)

In opdracht van het Ministerie van VWS wordt door PriceWaterhouseCoopers een onderzoek onder apotheekhoudenden gedaan naar de omvang van kortingen en bonussen die zij in het afgelopen jaar (1997) hebben ontvangen. De omvang wordt door de onderzoekers geschat op circa 8,95% van de inkoopwaarde.

Beoogd effect: onderbouwing voor aanscherping van de gehanteerde afromingpercentages in de zogenoemde clawback-maatregel.

Feitelijk effect: in januari 2000 vindt een aanscherping plaats. Het gehanteerde kortingspercentage wordt opgehoogd naar 6,82% (met een maximum van € 6,80 per receptregel); voor een meerjarenoverzicht van de gerealiseerde opbrengsten: zie elders in dit overzicht.

1999, juli

Opening bijlage 1b

(Wettelijk kader: Ziekenfondswet)

Per 1 juli 1999 is het GVS weer geopend voor nieuwe geneesmiddelen waarvoor geen vergoedingslimiet kon worden vastgesteld (zogenoemde bijlage 1b-middelen). Bij de beoordeling voor toelating zal rekening worden gehouden met de therapeutische waarde en de doelmatigheid van het nieuwe geneesmiddel. Voorts zal een uitgebreide kostenconsequentie-analyse worden uitgevoerd om de budgettaire gevolgen van opname te schatten. In de toekomst zal de toelating mede worden gebaseerd op farmaco-economische analyses. Voor de resterende wachtkamermiddelen is door Zorginstituut Nederland in de loop van 1999 advies uitgebracht, op grond waarvan door de minister begin 2000 een beslissing is genomen over opname in het verstrekkingenpakket.

Beoogd effect: opheffen van de geclausuleerde sluiting van bijlage 1b; besluitvorming over opname in het verstrekkingenpakket baseren op een beoordeling van de therapeutische (meer)waarde en doelmatigheid van het nieuwe geneesmiddel en het belang voor de volksgezondheid.

Feitelijk effect: in overeenstemming met het beoogde effect; de meerkosten van opname van nieuwe geneesmiddelen zal nog door het GIP worden geëvalueerd; in de Monitor Farmaceutische Zorg 2003, is hiertoe een eerste aanzet gegeven.

In de Monitor Farmaceutische Zorg 2004 wordt uitgebreid ingegaan op de ontwikkelingen in het gebruik van nieuwe geneesmiddelen.

1999, september

Beperking aanspraken op buiten-WTG-geneesmiddelen

(Wettelijk kader: Ziekenfondswet)

Per 1 september 1999 is door de minister een groep van buiten-WTG-geneesmiddelen (en identieke WTG-geneesmiddelen) bedoeld voor kortdurend gebruik uitgesloten van vergoeding. Buiten-WTG-geneesmiddelen die (tevens) bestemd zijn voor chronisch gebruik zijn op bijlage 2 geplaatst. Concreet betekent dit dat het eerste recept voor deze middelen (maximaal 15 dagen) voor eigen rekening van de verzekerde komt en dat de vergoeding van vervolgrecepten slechts plaatsvindt indien sprake is van chronisch gebruik (vermelding "CG" op het recept).

Beoogd effect: uitsluiten van vergoeding van zelfzorgmiddelen voor kortdurend gebruik; de vergoeding beperken tot die patiënten die vanwege een chronische aandoening zijn aangewezen op het gebruik van deze middelen. De opbrengst van deze maatregel wordt door VWS geraamd op € 65,8 miljoen op jaarbasis. Voor het aanloopjaar (1999) wordt een opbrengst verwacht van € 16,3 miljoen.

Feitelijk effect: in overeenstemming met beoogde effect; echter, de opbrengst voor 1999 wordt door het GIP voorlopig geraamd op € 11,3 miljoen (alleen ziekenfondswet) en de opbrengst blijft daarmee achter bij de raming.